Gras is niet alleen maar gras. De grassenfamilie kent vele tientallen soorten. Ze staan bekend als moeilijk uit elkaar te houden, maar dat valt best mee. Als je je er in verdiept blijkt dat er enorm veel uiteenlopende vormen zijn, die absoluut niet op elkaar lijken. Met een beetje oefening kun je in het veld al snel veel soorten onderscheiden. En belangrijker: krijg je oog voor de verschillende vormen en structuren.
Grassen kunnen dominant aanwezig zijn in een vegetatie. Soms kunstmatig, zoals het ingezaaide engels raaigras in een weiland, of rogge of mais, maar ook van nature. Denk maar eens aan de massale groei van pijpenstrootje in natte heidegebieden, bochtige smele in de droge heiden en riet langs oevers en in moerassen.
Wat alle grassen met elkaar gemeen hebben is dat ze lange smalle bladeren hebben. Kenmerkend voor de grassenfamilie is dat het blad aan de voet een vliezig tongetje heeft. Verder zijn de halmen rond, lang en dun en hebben ze bij alle bladaanhechtingen verdikkingen, de knopen.
De grasbloemen zijn windbloemen, dat wil zeggen: de bestuiving gaat niet via insecten maar door de wind. Je ziet dit aan de bloemen: deze zijn onopvallend en de meeldraden hangen ver buiten de bloempjes. Mensen met hooikoorts weten dat ze heel veel stuifmeel produceren.
4 reacties
Dankjewel Jantine!