Een veenmosplantje heeft een kop en een staart. Daardoor zijn veenmossen makkelijk te herkennen. Het kopje is bolvorming en bestaat uit een bundeling van takjes. Hier groeit het mosplantje, door bovenin steeds weer nieuwe takjes te vormen. Vanuit het kopje groeit de hoofdstengel in de lengte uit. Zo ontstaat het staartje onder het kopje. Langgerekt en met overal sliertige zijtakjes. De onderste, oudste delen van de stengel en takjes sterven op enig moment af. Zo ontstaat een eeuwig doorgroeiend plantje, dat groeit van boven en sterft van onderen.
Veenmossen doen het samen. De planten vormen dichte tapijten. Kopje aan kopje vormen ze een levende veenmos-mat. Aan de onderkant sterven de mosplanten af en vormen ze een veenlaag, een dode zure organische laag. Eeuw na eeuw groeit die veenlaag en verandert langzaam in turf. Door het gewicht perst de veenlaag steeds verder in elkaar en wordt harder. En zo ontstaat op den duur bruinkool en nog later steenkool. Zo was en is veenmos belangrijk voor de energievoorziening.
Een belangrijke eigenschap van veenmos is dat het water opneemt als een spons. Een dikke veenmoslaag houdt zoveel water vast, dat hij zelfs boven het wateroppervlak uit kan groeien. Veenmosdekens kunnen zo meters dik worden. De dode veenlaag er onder verzuurt en weinig andere planten houden het nog uit. Veenmos domineert. Het veenlandschap ontstaat.
Jarenlang bepaalde het veenlandschap het aanzicht van grote delen van ons land. Laagveen in het westen en hoogveen in het oosten. Door grootschalige ontginning is het grotendeels verdwenen en omgetoverd tot landbouwgrond. Voor een indruk van het oorspronkelijke landschap moet je naar Ierland of de Hoge venen in de Ardennen.
2 reacties
Leuk artikel Ron, de laatste foto is een mooie toevoeging aan het artikel!
Microscoopfoto’s zijn nog schaars op de site. Dank voor je reactie!