Van een gewone zaklamp…
Misschien denk je bij eigen lichtbronnen meteen aan hele flitsopstellingen, compleet met softboxes en draadloze remotes. Maar het hoeft niet meteen zo indrukwekkend om toch hele verrassende effecten te bereiken. Gebruik gewoon eens een simpel zaklampje. Daarbij kun je kiezen voor een LED lamp, maar die zijn vaak ‘koud’ van kleurtemperatuur. Mocht je nog ergens onderin een la een ouderwetse zaklamp hebben met een echt gloeilampje dan heb je wat warmer licht tot je beschikking.
Het leuke van een zaklamp is dat je met weinig licht kleine accentjes aan kunt brengen in je foto. Zoals het aanschijnen van een paddenstoel vanaf de onderkant en het inlichten van de schaduwzijde. Maar ook vanaf de zijkant kun je een licht accentje aanbrengen wat weer extra wordt benadrukt door wat onder te belichten.
… tot complete paddenstoelen-studio
Bij macro wordt vaak gedacht aan een macro-ringflits, maar toch gebruik ik die maar heel weinig. Het grote nadeel van deze flitsers, hoe mooi ze ook werken, is dat het licht altijd vanuit de lens (lees: kijker) lijkt te komen. Natuurlijk kun je de duurdere flitsers wel zodanig instellen dat je een lichtval van links of rechts kunt creëren, maar het blijft in mijn ogen behelpen. Voor insecten is het perfect, maar een onderwerp als een paddenstoel smeekt om een meer creatieve oplossing met losse flitsers. Al heb je tegenwoordig ook flitsers met hele lange armpjes waarmee je meer flexibiliteit hebt, het fijnste werk ik nog steeds met losse draadloos bediende reportageflitsers.
Voor het flitsen in het veld kun je werken met een bedrade oplossing waarmee je je flitser een eindje van je camera op kunt stellen. Voordeel daarvan is dat alle informatie wordt doorgegeven en dat je een relatief goedkope oplossing hebt om het flitslicht vanuit een andere richting te laten komen dan vanaf de camera. Zoek eens op ‘off shoe’ om te kijken of er voor jouw camera een kabel beschikbaar is.
Flits los van de camera
Nadeel van deze oplossing is dat je toch beperkt bent in je vrijheid. Camera en flitser zitten aan elkaar vast en te vaak trok ik mijn flitser om als ik mijn camera bewoog. Liever werk ik daarom met een draadloze oplossing. Draadloze triggers en ontvangers heb je in diverse prijsklassen. Let daarbij goed op of het om ‘domme’ of ‘slimme’ oplossingen gaat. Een domme oplossing triggert de flitser, maar geeft verder geen instellingen door vanuit de camera of terugkoppeling vanuit de flitser. Als jij de flitser toch op manueel zet en alles zelf bedient zoals sterkte en brandpuntsafstand is dat geen enkel probleem. Maar als je het fijn vindt om alles vanuit de camera te bedienen kun je misschien beter investeren in zogenaamde ETTL remotes waarbij alle informatie over en weer wordt doorgegeven.
Je hebt de keuze uit infrarood triggers of radiotriggers. De eerste werken met infrarood licht waarbij zender en ontvanger elkaar moeten kunnen ‘zien’. Weliswaar zijn deze een stuk goedkoper, maar het irriteert mij mateloos als de boel niet werkt omdat ik geen zichtverbinding heb. Ik heb daarom radiotriggers die op grote afstand werken zonder dat ze elkaar hoeven te ‘zien’. Natuurlijk zijn er allemaal dure merkgebonden oplossingen, maar voor redelijke prijzen zijn er ook zenders en ontvangers te koop. Ik werk zelf met een goedkope set en ben dik tevreden.
Werken met meerdere flitsers
Het mooie van een setje draadloze triggers is dat je kunt werken met meerdere flitsers. Ik heb de ontvangers zó ingesteld dat ze in een verschillende groep werken, op die manier kan ik vanaf de transmitter beide flitsers apart instellen. Zelfs de modus kun je variëren, dus de ene op ETTL terwijl de andere manueel staat ingesteld (hoewel ik eigenlijk altijd op manueel werk). Op die manier heb je volledige controle over de lichtval in het veld.
Ik begin altijd met mijn lenskeuze en het bepalen van een compositie. Omdat ik daarna met flitsers en zaklampjes aan de slag ga wil ik niet dat tussendoor mijn compositie nog verandert, dé reden om vanaf statief te werken. Als mijn camera (meestal ingesteld op manual) eenmaal goed opgesteld is ga ik één voor één mijn flitsers in het veld opstellen. Om ervoor te zorgen dat ze niet omvallen (wat nog wel eens gebeurt vlak vóór de foto) heb ik ze vaak op een ministatiefje staan. Daarmee kan ik mijn flitser ook nog eens plat leggen tot zelfs ondersteboven onder de paddo. Per flitser stel ik nu de flitskracht en bundel vast en maak proef opnames. Als de eerste flitser goed staat, ga ik over naar de volgende. Vaak is twee flitsers voldoende en mocht ik echt nog een extra accentje nodig hebben doet mijn hoofdlampje nog wonderen.
Mocht je nou niet meerdere flitsers hebben kun je natuurlijk werken met een combinatie van flitser en zaklamp of je neemt een reflectiescherm mee waarmee je het flitslicht nog een keer op je onderwerp kun reflecteren.
Spelen met regen en nevels
Als je eenmaal vertrouwd bent met het remote flitsen kun je nog meer trucs erbij halen om je foto nóg meer effect te geven. Zo ben ik ooit begonnen in de regen te fotograferen waarbij de druppels als heldere rondjes oplichten door het licht van de tegenlichtflits. Echter, regen is maar een paar druppels… dus is het al snel een idee om je eigen regen mee te nemen in de vorm van een plantenspuit.
Dan nog is het puzzelen om de juist hoeveelheid ‘regen’ te creëren en op welke plek. Het beste is om het achter je onderwerp en vóór je tegenlichtflits te laten regenen dan heb je een mooi opgelichte nevel zonder dat je onderwerp achter de nevel verdwijnt.
13 reacties
Je onderwijst in deze prima hoe flitsgebruik tot rare, onnatuurlijke spookhuisbelichtingen leidt. Dat vindt je wellicht niet erg of juist leuk en ‘creatief’ en dat mag! Het kan ook simpelweg wel eens nuttig/nodig zijn (bij voorbeeld als dat lieveheersbeest zich onder een stoel verstopt) maar dat maakt het toch in mijn ogen meer tot ‘bewijsplaatje’.
Echter het hoeft niet zo voor wie natuurlijk uitziende belichting wil: Bedenk hoe natuurlijk licht op aarde in elkaar steekt; er is maar 1 lichtbron (zon) dus wanneer die verstek laat gaan is de simpelste basisoplossing een puntlichtflitser (zon is ook puntlicht!) vanuit waar, als ze zou schijnen, de zon zou staan (dat is echt nooit van onderaf) – let wel, van een basis kan onderbouwd afgeweken worden, bij voorbeeld door de nepzon te laten schijnen als zou ze bijna onder gaan en zodoende een ‘gouden’ of ‘blauw’ uurtje creëren met bijpassende kleurtemperatuur… daar zou een reflectie van onderaf aan toegevoegd kunnen worden zodat een stoel toch ook daar wat licht krijgt maar dat moet je vooral niet overdrijven want dan gaat het er weer raar uitzien.
Meer dan 1 flitser heb je voor natuurlijk overkomend licht dus nooit nodig, echt nooit! Want, gebruik reflectie- en/of matscherm. Matscherm tussen de flitser en onderwerp om de ‘hardheid’ van de lichtbron te regelen (scherm verder van de flits af geeft zachter licht); grootte van het scherm en afstand tot onderwerp maken uiteraard ook uit vanwege reflectie vanuit het onderwerp. Reflectiescherm(en) als ‘invullicht’ om het contrast te regelen.
Bovenstaande werkt 100% voor macro-opstellingen vanwege de beperkte afmetingen van de ‘set’. Bij grote onderwerpen wordt alles problematischer (en kunnen meerdere flitsers een hanteerbare uitkomst bieden, hoewel beroemde fotografen – en filmsets! – met reusachtige reflectieschermen gewerkt hebben) maar daar gaat dit niet over.
Iedereen veel plezier gewenst en vergeet vooral nooit dat de nuttigste digitale verworvenheid dat controleschermpje op de camera is waar je meteen de belichting in grafiekjes kan controleren – vroeger moesten wij profs dat met polaroids doen en dat was erg behelpen!
Er was een tijd dat natuurfotografie alleen maar mocht laten zien hoe ‘het werkelijk was’. De foto moest er per se ‘natuurlijk’ uitzien. Waar in alle takken van fotografie sport het slechts onderwerp als startpunt diende tot een creatief proces van de fotograaf om met licht en techniek een nieuwe werkelijkheid te scheppen, bleef natuurfotografie nog heel lang krampachtig vasthouden aan ‘de foto moet eruit zien zoals het in werkelijkheid is’. Inmiddels zijn we – gelukkig – dat punt de laatste jaren gepasseerd. Technieken als long exposures, ICM en dubbele belichtingen zorgen voor processen waarbij het oorspronkelijke onderwerp en uiteindelijk foto voor maar een klein deel met elkaar te maken hebben. Net als een schilder zijn onderwerp gebruikt als startpunt om een kunstwerk te maken, ‘mogen’ ook de natuurfotografen steeds verder van de werkelijkheid afdwalen en zich meer al kunstenaar gaan gedragen dan als vastlegger van de werkelijkheid. Natuurlijk zijn er nog steeds heel veel fotografen die wel de schoonheid van de natuur zo natuurgetrouw weergeven en het mooie is dat tegenwoordig al deze verschillende vormen naast elkaar mogen bestaan.
Waar de één een paddenstoel fotografeert met natuurlijk licht of op natuurlijke wijze zal de ander groot plezier beleven in het creëren van een heel nieuwe werkelijkheid met bijv. flitsers, Daarbij is een ‘natuurlijk look’ ook maar een keuze. Waarom zou iets er natuurlijk uit moeten zien?
Alles mag tegenwoordig en daar ben ik enorm blij om! Het is aan de kijker om te bepalen of bepaald foto’s wel of niet passen in zijn/haar idee van schoonheid maar zo is het met kunst, de één vindt het prachtig… de ander niet. Zo lang de kijker maar wel de maker en diens keuzes respecteert…
Mijn artikel is niet om mensen te overtuigen dat het zo zou moeten maar puur om te laten zien wat er mogelijk is. Als je dat niet mooi vindt of niet jouw keuze zou zijn… prima toch?
Mijn reactie is eveneens een shortcut mini voorlichting hoe het kan. Niks meer niks minder, gewoon als tegenwicht voor wie wél een natuurlijk lijkend licht uit een doosje wil 😉
Alles mag, schreef ik toch al dus mee eens, en dus dit ook, toch?
Spijtig dat je bij dit soort publicaties nooit de exif kan bekijken (of vermeld wordt). Toch een hiaat bij al de tutorials (die voor de rest altijd zéér interessant zijn, zowel voor de beginner als de meer gevorderde fotograaf onder ons).
Beste Herwig, dank voor je reactie. Ik denk dat het juist een maarwaarde is dat de EXIF er niet bij staat 🙂 Meeleveren van EXIF geeft een bepaalde mate van schijnnauwkeurigheid, alsof je paddenstoelen met 100mm macro lens moet fotograferen, alsof f/2.8 wel goed zou zijn en f/4 niet en alsof je beter met 1/100 met plantenspuit aan de slag kan dan met 1/50. Ik merk steeds meer dan lezers teveel waarde hechten aan EXIF terwijl dat in feite allemaal niet wezenlijk uitmaakt. Komt nog het laatste punt bij, wat vooral hier van belang is, en dat is dat de instellingen van de flitser(s) niet in de EXIF staan terwijl die soms van nog meer waarde zijn dan de camera instellingen.
Ik heb de laatste tijd gewoon mijn iPhone gebruikt om bij te lichten, dat werkt prima. Maar ik zag laatst ook een artikel over Lume Cubes, dat lijkt me ook een mooi product voor dit soort doeleinden.
Klopt, ook een telefoon werkt prima maar als je sterkere lampen gebruikt kun je het omgevingslicht nog meer uitbannen voor creatieve foto’s.