Je ziet ze niet makkelijk over het hoofd, de kruisspinnen zitten vaak midden in hun web en vrij laag bij de grond. Ze zijn vrij fors en dat geldt vooral voor de vrouwtjes. Het zijn flinke matrones van zo’n 17 mm groot en met een dik lijf. De mannetjes zijn een stuk kleiner, hooguit 10 mm en met een veel tengerder achterlijf.
Zoals dat hoort bij spinnen heeft de kruisspin acht poten, de poten bestaan uit zeven leden en zijn bedekt met scherpe stekelige haren. Het lijf bestaat uit twee delen: kop/borststuk en achterlijf. Bij de kop zie je nog een paar heel kleine pootjes zitten. Dat zijn geen echte poten, maar de palpen. Deze organen hebben een zintuigelijke functie en bij mannetjes in de paartijd een functie voor het opslaan van sperma. Op zijn kop heeft een kruisspin acht ogen. Echt goed zien kan hij desondanks niet, het zijn maar kleine puntvormige oogjes.
Het leven van de kruisspin begint in de herfst, als hij als ei wordt afgezet. Samen met een paar honderd andere eitjes in een cocon, in een verborgen hoekje, bijvoorbeeld achter een plant of in de schuur. De cocon met eitjes overleeft de winter en in het voorjaar komen de eitjes uit. Dan kun je de jonge kruisspinnetjes tegenkomen. Ze zijn geel van kleur en zitten vaak op een kluitje. Bij verstoring schieten ze alle kanten uit, een grappig gezicht.
In de loop van de zomer groeien de spinnen als kool en moeten ze regelmatig vervellen. In het begin zijn mannetjes en vrouwtjes even groot maar in de loop van de zomer maken de vrouwtjes de grootste groeispurt door. Aan het eind van de zomer zijn ze volwassen. Al die uitgegroeide spinnen maken flinke webben en het is geen wonder dat je in dat jaargetijde de meeste spinnen ziet zitten in hun web. Goed beschouwd zijn de meeste aantallen niet in de herfst aanwezig maar in het voorjaar als de eitjes uitkomen. In de loop van het seizoen worden er heel wat spinnen opgegeten door vogels en andere dieren. De overlevers zie je in de herfst verschijnen.
De paring vindt plaats in de herfst. De kleinere mannetjes verlaten hun web en benaderen de wijfjes heel voorzichtig. Die omzichtigheid is niet zonder reden. Het gebeurt maar al te vaak dat het vrouwtje manlief aanziet voor een prooi en oppeuzelt. Er is niet voor niets een heel herkenningsritueel bij spinnen voordat de paring plaats vindt. De gelukkige man die de paring heeft overleeft kan de daad misschien nog een keer verrichten dat najaar.
De paring is uitwendig, dat wil zeggen dat er geen penetratie plaats vindt. Het mannetje verzamelt wat sperma in zijn palpen (pootachtige orgaantjes vlak bij zijn mond) en levert dit in de vorm van een pakketje, zo snel als hij kan stopt hij dit in het geslachtsorgaan van het vrouwtje en rent dan voor zijn leven.
Het web van de kruisspin is het kenmerkende ronde wielweb. Een waar kunstwerk. Het web is kwetsbaar voor regen en wind en moet vaak gerepareerd worden. Ook als er een prooi in heeft gezeten is het web meestal beschadigd. Een web is daarnaast gevoelig voor uitdroging. Een spin moet daarom bijna elke dag zijn web wel verversen.