De mannetjes en vrouwtjes lijken erg op elkaar. Je kunt ze uit elkaar door naar de kleur van het verenkleed te kijken. Bij de mannetjes zijn de vleugels en rug zwart, bij de vrouwtjes bruin tot donkerbruin. In de vlucht steken de poten ver achter het lichaam uit. De zwarte vleugels steken dan behoorlijk af tegen het witte lijf.
Jonge vogels zijn net als de vrouwtjes bruiner van kleur. De poten zijn nog niet zo fel van kleur, maar grijzig of wat een fletsere kleur roze.
Niet elke steltkluut heeft dezelfde kleur kop. Zo kun je steltkluten zien met een grijzige vlek op de kruin, sommige hebben een grijzige vlek op de kruin, bij de ene wat groter dan de andere, andere hebben een volledig witte kop.
Op elk continent van de wereld komen ondersoorten van steltkluten voor, behalve op Antarctica. Ze hebben een groot verspreidingsgebied, maar in Nederland komt de steltkluut weinig voor. Omdat de steltkluut niet regelmatig in Nederland broedt is de soort op de rode lijst gezet. In Nederland komen steltkluten vooral voor in zoetwatermoerassen. Steltkluten zijn sociale vogels die het liefst in kleine groepen optrekken.
Steltkluten overwinteren in Noord-Afrika en Zuid-Europa. Wanneer het erg droog is in deze gebieden broeden ze ook noordelijker. In droge jaren wordt het aantal broedparen in Nederland dan ook groter. Ze broeden in kleine kolonies in zoetwatermoerassen, langs meren en ondergelopen riviervlaktes. Steltkluten leggen zo’n drie tot vijf eieren die na ongeveer 24 dagen uitkomen. Jongen verlaten meteen het nest omdat ze vrijwel direct kunnen lopen en voor zichzelf kunnen zorgen. Na vier weken kunnen ze vliegen en vanaf dat moment zijn ze volledig zelfstandig.
Steltkluten zoeken hun voedsel vooral in ondiep water. Door de lange poten hebben ze het voordeel dat ze wat verder het water in kunnen lopen dan de meeste steltlopers. Op het droge zijn de lange poten iets onhandiger, ze moeten dan vrij ver doorbuigen om voedsel van de grond op te pikken. Op het menu van de steltkluten staan allerlei verschillende kleine ongewervelde waterdieren, zoals slakken, waterkevers, larven, kikkervisjes, kleine visjes, spinnen en wormen. Steltkluten zoeken hun voedsel vooral in ondiep water van zo’n 20 centimeter diep.