Zeekoeten zijn broedvogels van rotskusten. Daar broeden ze soms wel met duizenden bij elkaar in kolonies op steile kliffen. Ze maken geen nest maar leggen één ei dat ze tussen hun poten uitbroeden. De uitgekomen jongen blijven zo’n drie weken op de klif zitten en daarna springen ze de hoge rotsen af, het water in. Vaak met honderden kuikens tegelijk. Ze kunnen dan nog niet vliegen en de ouders verzorgen hen nog enkele weken tot ze zelfstandig zijn.
Als de jongen zelfstandig zijn, trekken de vogels weg uit de broedkolonies. Zeekoeten zijn geweldige duikers en ze jagen op allerlei diertjes in het zeewater, zoals vissen en kreeftjes. De kou van de noordelijke zeeën deert hen niet.
Wat later in het jaar, in herfst en winter zijn zeekoeten ook aan onze kusten regelmatig te zien. Dan is hun zomerkleed inmiddels ingewisseld voor een winterkleed. De zwarte kopjes zijn nu zwartwit getekend.
Zeekoeten zie je voornamelijk in groepjes vliegen langs onze kust. Soms vind je ze zittend op het strand of dobberend in de branding of in een haven. Dan is het meestal niet zo goed gesteld. Het zijn voornamelijk gewonde of zieke dieren en olieslachtoffers die bij ons aan land komen en vaak sterven ze niet lang daarna.
De zeekoet behoort tot de familie van de alken. In deze groep kom je nog meer pinguïn-achtige zeevogels tegen. De meest aansprekende is wel de papegaaiduiker. Met zijn kleurige snavel en clowneske uiterlijk is het een geliefd foto-onderwerp waar veel vogelfotografen een reis naar het noorden voor over hebben.