Menu

Onderdeel van Pixfactory

Zo fotografeer je witsnuitlibellen

Het libellenseizoen staat op het punt om te beginnen en deze maand kunnen de eerste voorjaarssoorten weer worden gezien. Doorgaans wint de vuurjuffer de strijd om de eerste waarneming. Soorten die iets minder bekend zijn maar wel heel fraai, zijn de witsnuitlibellen. Ze vliegen al vroeg in het voorjaar en zijn door hun verschijning zeer de moeite waard om te fotograferen. In dit artikel wil ik iets van hun glans laten zien.

Vijf soorten witsnuitlibellen

In Europa komen in totaal zo’n 140 soorten libellen voor en ongeveer de helft daarvan is ook in Nederland te vinden. Dat maakt ons kleine waterrijke land een libellenland van naam, met ook bijzondere en zeldzame soorten. Er zijn in Europa vijf soorten witsnuitlibellen (Leucorrhinia) en alle vijf kun je ook treffen in Nederland. Dat is wel bijzonder!

Sierlijke witsnuitlibel (vr). Fotograaf: Hans Jansen

De noordse witsnuitlibel is vrij algemeen, de venwitsnuitlibel, de sierlijke- en gevlekte witsnuitlibel zijn wat meer zeldzaam maar wel in opmars en de oostelijke witsnuitlibel is echt zeldzaam en werd lang als uitgestorven beschouwd. De witsnuitlibel is een noordelijke soort met een globale verspreiding vanaf Nederland, Duitsland, Scandinavië, Polen en verder oostelijk. In Zuid-Europa tref je ze niet aan. De opwarming van het klimaat heeft tot dusver niet geleid tot een structurele afname in Nederland. De droge zomers en verdroging van de vennen zijn wel een bedreiging.

Karakteristieke witte snuit. Fotograaf: Hans Jansen

Kenmerken

Zoals hun naam al doet vermoeden is de libel direct te herkennen aan de witte snuit. Dat is gelijk ook de grote karakteristieke overeenkomst tussen alle vijf soorten. Verder zie je een rij vlekken op het achterlijf. De grootte, de vorm en de kleur van deze vlekken verschillen en zijn belangrijke determinatiekenmerken tussen de soorten. Ook is er altijd verschil tussen het mannetje en het vrouwtje. Bij de twee algemenere soorten worden de vlekken bij de mannetjes rood en bij de vrouwtjes gelig. En de habitat, dus de omgeving waar ze zich het best thuis voelen, verschilt per soort. Voor goede determinatie zijn in Nederland meerdere veldgidsen verkrijgbaar, die van elke soort de kenmerken precies omschrijven. Eigenlijk onmisbaar als je jezelf op het pad van de libellenfotografie begeeft!

Waar en wanneer kun je de witsnuiten vinden?

Noordse witsnuitlibel (m) met vliegje op de vleugel. Fotograaf: Hans Jansen

De noordse witsnuitlibel

De noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda) is de meest algemene soort en komt al vroeg in het voorjaar in beeld. Op het achterlijf zie je vrij grote rode vlekken bij het mannetje en gele bij het vrouwtje. Je kunt ze aantreffen in hoogveen en vennen, maar ook in moerasbossen in de laagveengebieden en op de zandgronden. Ook zie je ze soms in de duinen in plasjes. De soort lijkt kwetsbaar voor verdroging, zoals we dat de laatste twee zomers hebben gehad.

Venwitsnuitlibel (v). Fotograaf: Hans Jansen

De venwitsnuitlibel

De venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) is een kleine soort en de rode vlekken op het donkere achterlijf van het mannetje zijn onderscheidend. Hij lijkt op de noordse witsnuitlibel, alleen de vlekjes zijn veel kleiner. Deze soort is wat minder algemeen en het voorkomen is wel beperkt tot de zandgronden in bosrijke gebieden met vennen, soms ook in de duinen. Op de kleigronden zie je ze niet. Vergeleken met de noordse witsnuitlibel is de venwitsnuitlibel ook vaker in de zuidelijke helft van het land te vinden en beide soorten komen regelmatig samen voor. De soort vliegt vooral in mei en juni.

Gevlekte witsnuitlibel (m). Fotograaf: Hans Jansen

De gevlekte witsnuitlibel

De gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) is de grootste van de witsnuitlibellen en heeft op het zwarte achterlijf grote lichtere vlekken (geel, rood of bruinrood), waarvan de laatste altijd helder lichtgeel is. Het vrouwtje is herkenbaar aan de grote gele vlekken op het achterlijf. Er is een aantal stabiele grote populaties in de laagveengebieden van Noordwest-Overijssel, Friesland en Vechtplassengebied. De soort breidt zich verder uit en vliegt vanaf begin mei tot in juli.

Sierlijke witsnuitlibel (m). Fotograaf: Hans Jansen

De sierlijke witsnuitlibel

De sierlijke witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis) herken je vooral aan het knotsvormige donkere achterlichaam en de witte achterlijf aanhangselen. De soort is pas vanaf 2010 weer in Nederland te zien. Het is een typische libel van laagveenmoerassen. Vooral in de Weerribben en de Wieden zitten grote populaties en de soort breidt zich in Nederland spectaculair uit. Hij leeft in veenplassen en petgaten met veel oeverplanten en vooral veel waterlelies en gele plompen. Ook de aanwezigheid van bos lijkt belangrijk voor voldoende beschutting. Het mannetje rust opvallend graag op de bladen van de gele plomp of waterlelies. Ze hebben een vrij korte vliegtijd vanaf half mei tot in juli.

Oostelijke witsnuitlibel, paring. Fotograaf: Antoine van der Heijden

De oostelijke witsnuitlibel

De oostelijke witsnuitlibel (Leucorrhinia albifrons) lijkt veel op de sierlijke witsnuit, maar is slanker met een minder knotsvormig achterlijf. Hij is heel zeldzaam in Nederland en was in een korte periode tot 2013 alleen te vinden in een ven in Friesland, waarna hij weer leek te verdwijnen. Onlangs is de soort weer herontdekt in een paar vennen in Overijssel, Gelderland en Limburg. Het is een relatief laat vliegende soort in juni en juli. In 2018 zijn in het Kuinderbos in één ven zelfs alle vijf soorten witsnuit waargenomen. Een unieke situatie.

Fotografie en keuzes

Fragiele vleugels van een venwitsnuitlibel. Fotograaf: Hans Jansen

Het is een keuze welke kant je op wilt met libellenfotografie. Voor dit artikel heb ik voornamelijk registrerende foto’s gebruikt, omdat dit volgens mij past bij de inhoud. Een dergelijke foto kan ook sfeervol zijn. Libellen lenen zich ook voor heel bijzondere creatieve sfeerfotografie of voor extreme macro. Dan doet de soort er minder toe, maar gaat het er om de bijzondere schoonheid van het insect op een eigen wijze vast te leggen. Dat vraagt allerlei keuzes en voorkeuren.

Wat je ook doet, de vroege ochtend is wel heel geschikt vanwege het licht en de eventuele dauw. De lage temperatuur maakt tevens dat de libellen stil hangen, omdat ze eerst door de zon moeten opwarmen. Vaak is het dan ook nog windstil en dat geeft soms ideale omstandigheden. Een enkele keer ga ik ’s avonds al even verkennen waar ze “hangen”, om de volgende ochtend geen tijd te hoeven “verspillen” aan het zoeken. En dan kan ik twee keer genieten..!

“Hangend in het riet”, gevlekte witsnuitlibel. Fotograaf: Hans Jansen

Geef een reactie

11 reacties

Reageer op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en het Google privacybeleid en servicevoorwaarden zijn van toepassing.

Wellicht ook interessant voor u