Je hoort de bosuil eerder dan je hem ziet. Zijn kenmerkende hoehoehoe-geroep is al in de wintermaanden goed te horen. Het mannetje oehoet en het vrouwtje antwoord met een luid ‘kuwiet’. Bosuilen zijn heel standvastige vogels. Man en vrouw blijven elkaar hun leven lang trouw en ze blijven daarbij jaarrond aanwezig in hun eigen gebied.
Je herkent een bosuil aan zijn brede ronde kop zonder pluimpjes. De kleur van het verenkleed varieert van grijsbruin tot roodbruin. Op de schouder zit een rij witte vlekjes. De ogen zijn zwart, wat de bosuil onderscheidt van de op hem lijkende soorten ransuil en velduil.
Al in maart, soms zelfs al in februari, legt de bosuil 2-4 eieren. De jongen komen na een week of vier uit het ei. De uilskuikens, ook wel takkelingen genoemd, zien er grappig donzig uit. Voordat ze kunnen vliegen verlaten ze het hol al en klauteren ze rond in de boom. Ook als ze kunnen vliegen blijven de jongen nog een paar maanden in de buurt, maar voor het herfst is moeten ze het territorium verlaten en op zoek naar een eigen geschikte plek. Het liefst zo dicht mogelijk in de buurt, want zo zijn bosuilen.
Een bosuil is een nachtdier en gaat in het donker op jacht naar voedsel. Een bosuil eet van alles. Muizen, vogeltjes, kevers, kikkers en regenwormen. Door niet te kieskeurig te zijn kan een bosuil zich dan ook goed handhaven in heel veel gebieden.