Slijkvliegen zijn algemeen aan de waterkant. Er komen een drietal soorten in Nederland voor, waarvan één heel algemeen. Van foto zijn ze niet tot soort te determineren, overigens. Dat vergt vergelijking van subtiele kenmerken. Met zijn drietjes zijn het de enige Nederlandse vertegenwoordigers van de orde Megaloptera, de grootvleugeligen.
Ze heten slijkvliegen omdat de larven op de bodem van plassen en stromend water leven, in het slijk. Dat is het modderige deel van de bodem. De larven zijn rovers. Het eerste stadium doet nog rustig aan en leeft van micro-organismen. Grotere larven jagen op groter spul, bijvoorbeeld kleine wormen en larven van dansmuggen. De slijkvlieg leeft 2 tot 3 jaar als larve. Om te verpoppen wordt het water verlaten. Ze graven een holletje in vochtige grond nabij het water, bijvoorbeeld in horsten van zegge of tussen graswortels. Van eind april tot mei komen de volwassen slijkvliegen uit. De eieren worden onder op bladeren boven water afgezet, in grote plakkaten. Wil je meer weten, lees dan het werkje van Elliott met een uitvoerig deel over de levenscyclus. De drie beschreven soorten zijn ook de Nederlandse.
De volwassen slijkvliegen leven maar één of twee weken en komen niet ver van de waterkant af. Een goede plek om ze te vinden is het gras pal aan de waterkant, ook omdat de vrouwtjes daar de eieren afzetten. De grote donkere dieren met hun fladderige vlucht vallen snel op. Soms tref je ze op bloemen. Vermoedelijk eten ze van het pollen en de nectar, al is de veronderstelling dat het niet veel is.